Werknemer moet belasting betalen over immateriële schadevergoeding

Werknemer moet belasting betalen over immateriële schadevergoeding

kemal-04

Hoge Raad 20 november 2015,

De Hoge Raad heeft op 20 november 2015 arrest gewezen in een zaak tussen een werkgever en een werknemer die door middel van een vaststellingsovereenkomst het arbeidscontract van de werknemer hebben beëindigd. In de vaststellingsovereenkomst is overeengekomen dat de werkgever een bedrag van € 85.000,00 (bruto) aan de werknemer zal betalen wegens immateriële schade die de werknemer lijdt vanwege het ontslag. De vraag die door de Hoge Raad is beantwoord is of het bedrag van € 85.000,00 tot het loon van de werknemer moet worden gerekend en of er dus belasting over moet worden betaald.

De Hoge Raad geeft aan dat sprake is van loon uit dienstbetrekking als er een oorzakelijk verband is tussen de dienstbetrekking en de vergoeding. Het is daarbij niet van belang of de vergoeding al dan niet een beloning is voor de door de werknemer verrichte arbeid.

De Hoge Raad oordeelt in de onderhavige kwestie dat de werknemer niet aannemelijk heeft kunnen maken dat (een deel van) de vergoeding niet zozeer haar grond vindt in de dienstbetrekking dat het als daaruit genoten moet worden aangemerkt. Immateriële schade dat is veroorzaakt door de wijze waarop de werknemer is ontslagen of door de wijze waarop de werknemer voorafgaande aan het ontslag is behandeld, is leed dat inherent is aan de afwikkeling van een dienstbetrekking door onvrijwillig ontslag. Een vergoeding voor dit leed vloeit rechtstreeks voort uit de (vroegere) dienstbetrekking en moet dan ook als loon worden aangemerkt, aldus de Hoge Raad.

Gezien het arrest van de Hoge Raad moet de werknemer belasting betalen over het bedrag van € 85.000,00. Dat aan de vergoeding een andere naam wordt gegeven tussen partijen maakt dat niet anders.